De volgende halte is een bijzondere… mijn werk en collega’s. Ik wil gewoon werken. Ik ben en voel me immers niet ziek? Dus op maandag 25 maart stap ik gewoon het lab op. De collega’s zijn geïnformeerd. Sommige pas terwijl ik binnenkom. Ze omringen me, steunen me. Ik word omhelsd, gezoend. Er zijn ook collega’s die zich zichtbaar geen raad weten. En ook dat is goed.
Gedurende de tijd dat ik mijn verhaal doe bekruipt me een vreemde gewaarwording. Terwijl ik daar sta en de raarste grapjes maak lijkt het of een deel van mij verdwijnt. Een substantieel deel van mij zweeft boven mij en kijkt op mezelf neer. Ik kan zelfs voelen wat het denkt. Ik hoor wat het me wil vertellen. ‘Waarom lieg je tegen je collega’s? Je hebt geen kanker. Dat weet je toch? Morgen moet je weer naar het ziekenhuis. Dan zullen ze eindelijk toegeven dat het een nare grap was. Ga aan je werk! Het is druk en jij staat te kletsen en lulverhalen op te hangen.’
Mijn hoofd (het deel van mij dat boven me zweeft en dat nog een aantal weken zal doen) weigert te accepteren wat mijn hart al weet. Het hebben van een in potentie levensbedreigende ziekte is na het overwinnen van een diepe burnout wel het laatste waaraan we denken. Daarom wil ik ook werken. Werk is de ultieme manier om mezelf te doen geloven dat er niks aan de hand is. Of beter gezegd, aan de tiet. De tiet die na de punctie van vorige week veranderd is in een regenboogtiet. Nieuw.. nieuw.. nieuw.. Sinds kort in ons assortiment: de regenboogkankertiet.
Slechts zeer beperkt verkrijgbaar maar buitengewoon gewild. Wees er dus snel bij!! De kleurstelling past in elke garderobe, zowel casual als mantelpakdamesachtig. Ook zeer geschikt als carnavalsoutfit! En wat dacht u van een glittertje erop? Helemaal naar eigen smaak te vormen.
Op is op!
Dinsdag 26 maart stopt mijn trein weer bij het ziekenhuis. Dit keer bij onder andere de mammacareverpleegkundige, Chandra. Wederom ben ik supernetjes. Wederom verwacht ik dat er wordt toegegeven dat ze een grap hebben uitgehaald. We hebben een zeer aangenaam gesprek. Er wordt gevraagd wat ik al weet, wat me al is uitgelegd. We bespreken hoe het gegaan is tijdens mijn burnout en daarna. Wat ik gedaan heb om daaruit te komen. Hoe ik de kanker heb ontdekt en wat ik daarbij voelde. Dat het van groot belang is om goed te eten en te bewegen, omdat er nog een lange weg te gaan is. Het lijkt alsof ik daar met twee Kaatjes zit. Eentje is aan het woord, is zeer geanimeerd en vermaakt zich. De ander neemt alles als een spons in zich op, maakt zich grote zorgen, loopt handenwringend rond en zegt steeds in mijn hoofd: ‘ Dit gaat niet goed, dit gaat niet goed!!’ Ik negeer mijn tweede. Natuurlijk gaat het goed. Dan zegt Chandra tegen me: ‘U krijgt iets van mij mee naar huis. Dat moet u meenemen naar de operatie. Het is een hartenkussen. Welke kleur heeft u liever?’ En ze houdt me 2 kussens voor, een roze en een groene.
Ik ben verbijsterd en kan geen woord uitbrengen. Een kussen? Meenemen naar de operatie? Ja maar, ja maar, dat klopt toch niet?? Ik staar haar aan. Kaatje 1 is totaal stilgevallen en Kaatje 2 is in paniek. Chandra kijkt me aan. “Mevrouw,” zegt ze,”gezien het hele gesprek dat wij zojuist gevoerd hebben en uw reactie hierop, weet ik dat het nieuws dat u borstkanker heeft nog niet bij u is binnengekomen. ” Ze wacht kennelijk op een antwoord, maar ik ben niet in staat om een passende reactie te bedenken. In mijn hersenen rent een poppetje heen en weer zonder iets tevoorschijn te kunnen toveren. “Mijn advies aan u is om de dingen te doen die u leuk vindt. U wandelt graag en bent zo uit uw burnout gekomen. Doe dat alstublieft. U mag werken, maar doe wat ú fijn vindt. Het gaat om ú. Probeer te zorgen dat u vóór de operatie uw kanker heeft geaccepteerd.” Op dat moment lijkt het of de 2 Kaatjes weer 1 worden en ik begin te huilen. Maar daar is het nu de plek niet voor en mijn mascara gaat uitlopen en hier heb ik geen tijd voor!!! Mijn rationele ik duwt de huilende ik opzij, neemt het over en kiest voor het roze kussen. Groen is afschuwelijk, bah. Zakelijk wordt het gesprek afgerond. Ik krijg een tas mee vol met folders, een borstkankerboek en het mooi ingepakte kussen.
Zodra ik buiten loop merk ik dat mensen naar me kijken. Wat zien ze? Uitgelopen mascara en een enorme berg verdriet? Dat ik kanker heb? Of zien ze een mooie zelfbewuste vrouw lopen? Ik weet het niet. Ik voel niets. Mijn gevoel is doodgegaan. Ik loop op de automatische piloot en ik functioneer. Ik heb mijn beslissing genomen. Ik zal werken tot de dag van de operatie. Ik zal elk weekeinde draaien en elke vrije dag. 19 april, zo ver weg en zo dichtbij. De angst die ik in mijn buik voel wíl ik niet voelen.